ONHEILSDOCHTER – EEN WOORDJE VOORAF (EN EEN WOORD VAN DANK)

Deze tekst las ik voor op de voorstelling van de roman op 2 juni 2022 in het Duivelsteen te Gent. 

Achternamen. We hebben achternamen. 

In elk van onze namen schuilt een verhaal. Onze namen verbinden ons met vroeger. Mijn naam – Rijkeghem – was oorspronkelijk een plaatsnaam. In de buurt van Tielt in West-Vlaanderen bestaat nog steeds een Rijkegemkouter. Een kouter – ik moest het even opzoeken – was vroeger een bebouwd stuk grond. Mijn oom Willy deed onderzoek in de archieven van de stad Tielt en wat bleek: de naam Rijkegem of Rikegem bestond al in het midden van de negende eeuw en is een van de oudste toponiemen van de streek. De naam zou teruggaan terug naar Rikiwulfingaheim, dat wil zeggen: de verblijfplaats (het heim) van het volk van Rikiwulf. 
En Rikiwulf is dan weer een Deense of Noorse naam en betekent evenveel als ‘de Meester van de Wolven’. Mijn oom liet daarop zijn DNA onderzoeken en onze familie zou oorspronkelijk afkomstig zijn uit Denemarken of Noorwegen. 

Of het allemaal wel klopt, weet ik niet zeker, maar ik dacht dat wel een mooi jeugdboek zat in die ‘meester van de wolven’ en in die negende eeuw.  

Ooit kreeg ik de raad: schrijf over wat je weet. Maar elke keer als ik aan een historisch jeugdboek begin, stap ik in een verleden waar ik eigenlijk weinig van afweet. Maar precies het ontdekken, het uitpluizen en het proberen begrijpen van dat verre verleden is – hoewel af en toe frustrerend – ook een deel van het schrijfplezier. Twee archeologen – in Gent en in Denemarken – hebben me op weg geholpen en veel tips gegeven. 

In de negende eeuw zag de wereld er anders uit. De Westerschelde bestond nog niet. Het was een zanderige vlakte die door het getij werd overspoeld. De streek rond Gent was moerassig en werd – in het Latijn – de Pagus Flandrensis genoemd, het land dat ondergelopen is. De naam Vlaanderen is afgeleid van ‘Flandrensis’.

(Figuur: een hamertje van Thor, hanger gevonden in een Deens graf, tekening door Irene van Ryckeghem)

De Denen en Noren in de negende eeuw werden vermoedelijk door de mensen aan de Noordzee vikingen genoemd omdat ze reisden langs de ‘vici’, de Latijnse term voor ‘marktplaatsen’. Ze deden de markten van de Noordzee af en ze moeten zich ook hebben gevestigd. De naam Brugge komt van het Deense Bryggja voor ‘brug’. Le Havre in Normandië komt van het Deense ‘havn’ dat uiteraard haven betekent en het Noord-Franse Dieppe komt van het Deense ‘diepe’ dat wijst op de diepte van de rivier die daar in de zee uitmondt. Op de markten van de Noordzee werden wol, huiden, levensmiddelen geruild of verkocht, maar op de markten werden ook mensen verhandeld. Pas heel recent, zijn archeologen gaan beseffen wat voor een omvang die mensenhandel gehad moest hebben. Elke Deense boerderij had slaven. De Denen hadden toen meer dan tien benamingen voor slaven. Een mannelijke slaaf was een ‘thrall’, een vrouwelijke slaaf een ‘ambatt’, een slaaf die huiselijke taken deed een ‘deigja’, een slaaf die weefde een ‘seta’ en ga zo maar door. De economie van de Scandinavische volkeren in de negende eeuw – het succes van het Vikingmodel zeg maar – was gebaseerd op uitbuiting van slaven. 

Ik leerde ook de Deense goden kennen wier verhalen pas in de 12de en 13de eeuw zijn opgetekend door IJslandse priesters en dus aan ons zijn overgeleverd in een vertekende vorm. De Deense goden waren niet alwetend en almachtig zoals de God van de Christenen. Ze gedroegen zich vaak als onhandelbare kinderen en ze veranderden van geslacht als van hemd. Ze waren gender-fluid. Ik schrijf ‘Deense’ goden maar dat klopt niet helemaal. Het zijn ook de goden van onze voorouders. Archeologen vermoeden dat de verering van Wodan – de Germaanse naam voor Odin – zijn oorsprong vond aan onze kant van de Noordzee en dat de cultus via de Germanen naar Denemarken gekomen is. Die oude goden zijn nog steeds bij ons, in de dagen van de week. Dinsdag, is de dag van Tyr, de god die zijn hand verloor in de muil van een enorme wolf. Woensdag is genoemd naar Wodan, de vader van de Goden en donderdag is de dag van de dondergod Thor. Hij was de god die geluk bracht, die beschermde, vandaar dat onze voorouders het liefst trouwden op een donderdag. En Vrijdag is de dag van Frigg, de vrouw van Wodan die met haar spinnenwiel de wolken weeft. De kerk probeerde de namen van de weekdagen te veranderen en dat is in Duitsland half gelukt. Daar is de Wodanstag in de elfde eeuw veranderd in Mittwoch. Het midden van de week mocht immers niet verwijzen naar de Vader van de heidense goden.

(Boegbeeld in eikenhout van de zeeslang Jormundgandr, tekening door Irene Van Ryckeghem)

Het innerlijk leven van de Denen was boeiend. Wat ik mooi vond is dat Denen dachten dat het geluk een persoon was, een soort schaduw die naast je liep. We zeggen dat het geluk je in de steek kan laten en de Engelsen zeggen ‘his luck ran out’, zijn geluk liep weg. De uitdrukkingen zijn afkomstig van het heidense geloof dat het geluk een zelfstandig wezen was dat je zomaar in de steek kon laten om misschien nooit meer terug te komen. En nog mooier vond ik dat de Vikingen geloofden dat een verre voorouder over hen waakte. Zo’n voorouder was altijd een vrouw – een fylgia – en je kon haar alleen maar zien in je dromen. Ze was moeilijk verstaanbaar, sprak in raadsels en wilde je behoeden voor onheil. Zelf de grootste woesteling uit het noorden geloofde dat er een moeder uit vervlogen tijden over hem waakte. 

Maar terug naar mijn voorvader. Als ik aan een roman begin te schrijven doe ik dat meestal zonder een echt plan. Ik dacht dat het verhaal over Rikiwulf, meester van de wolven, zou gaan maar toen ik aan dit boek begon – twee jaar geleden – namen twee jonge vrouwen het verhaal meteen over. Ik ontdekte YRSA, een jonge Deense die dweept met haar heidense goden en gelooft dat alles voorbestemd is, dat iemands leven al vooraf is bepaald want het is geweven in een doek door drie oude vrouwtjes onder een boom. En ook ZUSTER JOB stond ineens voor mij. Een Zuster uit het Onze-Lieve-Vrouw klooster op de Blandijnheuvel in Gent. Zij wordt geschaakt door de Denen maar is fanatieker dan drie pausen bij elkaar en beweert dat ze de achterkleindochter is van Karel de Grote. 

Yrsa en Job werden de hoofdpersonages van Onheilsdochter. Mijn arme voorvader werd niet meer dan een nevenpersonage en niet eens zo’n sympathiek nevenpersonage. Ik kan er niets aan doen. Ik was al schrijvend van Yrsa en Job gaan houden. 

ONHEILSDOCHTER is hun verhaal. 

(Een hanger – grafvondst – die vermoedelijk de godin Frigg voorstelt. Tekening door Irene Van Ryckeghem)

BEDANKINGEN:

Mijn dank aan mijn uitgeefster Wendy Wilbers en het team van Querido om mijn boeken met zoveel enthousiasme uit te geven. Dank aan mijn redactrice Belle Kuijken die twee versies van mijn manuscript las en voorzag van commentaar, vragen en opmerkingen. Het was allemaal relevant en inspirerend. Ook dank aan Simon Spruyt voor de omslagtekening en aan Kris De Mey voor de lettering. Dank ook aan mijn jongste kind Irene die de tekeningen voor het boek maakte waarvan er enkele op deze pagina staan. Dank ook aan Marieke en Lowie die deze avond met muziek opluisteren. Ook dan aan mijn vrouw Virginie Oltmans die twee versies van het manuscript las en me haar commentaar gaf. Toen ik bijna dertig jaar aankondigde dat ik verhalen wilde gaan schrijven – zelfs al wist ik toen niet goed hoe dat moest en of ik er iets mee kon verdienen – zei ze dat het goed was en dat ik van haar altijd een boterham kon krijgen. 

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

Blog op WordPress.com.

Omhoog ↑

%d bloggers liken dit: