Op 9 mei 2019 werd IJZERKOP voorgesteld in Gent. Frances Lefebure en Jurgen Delnaet lazen fragmenten uit het boek voor. Ik vertelde ook hoe ik tot het boek gekomen was. De tekst vindt u hieronder.

Na afloop van de slag van Waterloo in juni 1815, zes jaar na die van Aspern-Essling, maakte de Engelse vrijwilliger Charles Smith van de 95th Rifles deel uit van de ploeg doodgravers. Hij vond het lijk van een vrouw gekleed in een Frans cavalerie-uniform. Haar lichaam lag op een plek waar de gevechten die dag in alle hevigheid hadden gewoed. Smith zou hebben gezegd dat de gesneuvelde vrouw mooi was. Haar naam en afkomst blijven tot vandaag een mysterie.
Officieel bestonden geen vrouwelijke soldaten in het leger van Napoleon maar er waren wel degelijk vrouwen die een uniform aantrokken om tussen de soldaten te leven: de Bretoense Marie-Angélique Duchemin, de beruchte Marie-Thérèse Figueur (bijgenaamd Madame Sans-Gêne) wiens memoires in boekvorm werden uitgegeven en de Gentse Marie-Jeanne Schellinck die meer dan tien jaar in het leger van de Keizer diende en daar een militair pensioentje aan overhield. Vele andere vrouwen bleven anoniem en werden nooit ontmaskerd.

De Franse Keizer mocht dan wel de ideeën van de revolutie hoog in het vaandel dragen en van de daken roepen dat ‘vrijheid’ en ‘gelijkheid’ de waarden van de piepjonge republiek Frankrijk waren, vrouwen bleven minder vrij en minder gelijk dan mannen. Napoleon had een burgerlijk wetboek in het leven geroepen dat hij tijdens zijn bewind continu bijwerkte en dat hij, bescheiden als hij was, in 1807 tot de ‘Code Napoléon’ herdoopte. In het artikel 213 van het wetboek stond dat de man bescherming moest bieden aan zijn vrouw en als tegenprestatie moest de vrouw gehoorzamen aan haar man. Een getrouwde vrouw had uitsluitend plichten en geen burgerlijke of juridische rechten. Als minderjarige (tot haar eenentwintigste) moest ze gehoorzamen aan haar vader en, eenmaal gehuwd, aan haar echtgenoot. Vrouwen die ongehuwd bleven liepen het risico om in armoede te vallen en in de marge van de samenleving te eindigen.
En toch was die jonge negentiende eeuw een tijd van opmerkelijke vrouwen. Aangezien veel mannen naar de oorlog gingen, waren het vrouwen die handel dreven zonder verantwoording af te leggen aan een man. Zo was de weduwe Clicquot een zakenvrouw uit de champagnestreek die de schuimende wijnen van haar overleden echtgenoot verkocht aan zowel de Keizer als aan zijn vijanden. Er waren Parijse actrices die op handen werden gedragen door het publiek en niemand rekenschap hoefden te geven. Zo bleef Mademoiselle Mars ongetrouwd en kreeg ze drie kinderen uit een liaison met een Franse militair. Er waren romanschrijfsters waarvan de bekendste Madame De Staël is. Haar hoofdpersonages waren rebelse vrouwen die hun lot beklaagden en er meer dan eens van droomden om mannenkleren aan te trekken. In een van haar boeken beklaagde ze de Duitsers wier land door de Franse troepen onder de voet was gelopen. Napoleon verbande haar uit Frankrijk. Haar boeken zijn tweehonderd jaar na haar dood nog steeds in druk.

In de buurt rond de Gentse Kraanlei huisden aan het begin van de negentiende eeuw nogal wat leerbewerkers. Een buurman gaf me een lijst met de namen en beroepen van de mensen die toen in de wijk woonden. Een stadsgids wees me op het bestaan van de wasvlotten op de Gentse kanalen. Het hielp me allemaal om de Gentse wereld van Stans en Pier tot leven te wekken. Bokskampen tussen vrouwen ontstonden in de achttiende eeuw in Engeland en werden door grote menigten bijgewoond. De Londense krant The Weekly Dispatch rapporteerde erover. Het fenomeen bereikte het Europese vasteland aan het begin van de negentiende eeuw.
Ik heb geprobeerd om alle plekken te bezoeken waarover ik schreef. Het Parijse Grand Tivoli bestaat niet meer maar in het Café Corrazza (geopend in 1787) werd tot voor een paar jaar nog wijn geschonken. Ik zocht vruchteloos naar het café in de Rue de Richelieu op een verregende lenteochtend. Een behulpzame garçon van een nabijgelegen terrasje wees me het pand aan. Een meubelzaak had er intussen onderdak gevonden. Het café was verdwenen maar de brede ingang met zijn kasseien, oude balken en hoog plafond gaf me een beeld van hoe het vroeger was. De Weense traiteurie waar Stans de Duitse Fortuna terugvindt, is vandaag een historisch koffiehuis, Café Frauenhuber. Onder haar gewelven hebben ooit Beethoven en Mozart kamerconcerten gegeven.
Aan de voet van de heropgebouwde kerk van Aspern staat een monument als herinnering aan de slag. Het beeld stelt een stervende of slapende Oostenrijkse leeuw voor wiens enorme poten rusten op een Franse standaard en een kurassiershelm. De slag wordt er nog elk jaar op 21 mei herdacht door erfgenamen van de Habsburgers en in de sacristie van de kerk is een klein maar boeiend museum met achtergebleven wapens, munitie, hoeden en uniformen. In het nabijgelegen Essling, in een robuust stapelhuis, staat een enorme maquette met duizenden figuurtjes die een overzicht biedt van de slag. In de meer dan tweehonderd jaar oude ijzeren poort van het stapelhuis zit een kogelgat uit 1809. Ik bezocht de plek van het slagveld in de derde week van mei en het koren groeide er, jong en groen. Een groot deel van het uitgestrekte slagveld is vandaag ingenomen door woonwijken en een autofabriek.

De slag van Aspern was een bloedbad. Historici schatten dat er tussen het middaguur van 21 mei en de valavond van 22 mei 1809 ongeveer veertigduizend soldaten sneuvelden: 16.000 Fransen en 24.000 Oostenrijkers. De slag heeft zijn belang in de geschiedenis. Het was de eerste keer dat Napoleon op het land zo op zijn donder kreeg. Napoleon dankte zijn vroegere overwinningen aan zijn snelle troepenbewegingen, zijn doeltreffende artillerie en zijn sterke infanterie. In 1809 wilde de veertigjarige Napoleon zo snel mogelijk komaf maken met de opstand van de Oostenrijkse aartshertog die hij vier jaar eerder zo beslissend had verslagen bij Austerlitz. Hij beval zijn generaal Bertrand, een begenadigd ingenieur, een pontonbrug te bouwen over de Donau om slag te leveren aan de andere oever. De generaal moet de Keizer ongetwijfeld de raad hebben gegeven een paar weken te wachten tot het waterpeil van de rivier was gezakt maar de Keizer luisterde niet. Hij was ongeduldig en wilde de Oostenrijkse troepen die hij al weken opjaagde geen respijt gunnen. Maar de sluwe aartshertog Karel saboteerde de pontonbrug door projectielen in de Donau te gooien en sneed zo het Franse leger in tweeën. De Oostenrijkse troepen slaagden er, ondanks hun numerieke overmacht en hun meer dan tweehonderd kanonnen (de Fransen hadden er maar zestig), niet in het leger van de Keizer uit de brandende dorpen te verdrijven. Het zegt iets over de discipline van de Franse soldaten en officieren. In de nacht van 22 mei trok Napoleon zijn hele leger terug op het eiland Lobau.
Nog nooit had Napoleon zoveel manschappen in een slag verloren. En het zou in de laatste zes jaar van het Keizerrijk alleen maar erger worden. Bij elke slag brachten de geallieerden meer manschappen op de been en werden meer kanonnen ingezet. In de grote veldslagen tijdens de laatste jaren van zijn bewind, steeg het aantal gesneuvelden tot ongekende hoogtes.
De Donau is intussen getemd. De rivier volgt vandaag een recht traject en wordt met sluizen en een parallel kanaal in bedwang gehouden. Het eiland Lobau is nog steeds zoals het was: een drassige wildernis met meertjes, moerasjes, spechten, bevers en vleermuizen. Het is vandaag een mooi natuurpark waar enkele discrete gedenkstenen herinneren aan de aanwezigheid van Napoleon. In het stadje Aspern is een klein privé-museum over de slag in de sacristie van de kerk.

Het museum in Aspern.
Het Gentse rasphuis aan de Coupure, waar Leopold Hoste gevangen zat, werd in 1935 gesloten en afgebroken. Op de site staan vandaag gebouwen van de Gentse universiteit. Het kanon van vader Hoste zag pas tien jaar later het daglicht toen een artillerie officier van Napoleon, Henri-Joseph Paixhans, een marinekanon ontwierp met kogels die ontploften wanneer ze hun doel troffen. Het kanon werd gegoten in 1824 en uitgetest op het afgedankte fregat ‘Le Pacificateur’ – met zijn tachtig kanonnen ooit de trots van de Franse marine. Het kanon van Paixhans liet tijdens deze test geen spaander heel van het fregat en zou de oorlogvoering op zee voor altijd veranderen.
IJZERKOP is fictie, maar voor mij zijn de personages eigenlijk wel mensen van vlees en bloed die me hun verhaal hebben ingefluisterd en me hebben verzekerd dat alles écht zo is gebeurd. Ze hebben twee jaar in mijn hoofd geleefd en ik ben blij ze los te laten en met u te delen.
Geef een reactie